EIJLDERS DICHTERS
O
Fotograaf: Babs Witteman
Fotograaf: Babs Witteman
Oonk, Harry
Liefde van Toen
Toen ik mijn ouders opbiechtte
dat ik naast theoretische mechanica
ook existentiële fenomenologie studeerde,
vroeg mijn vader:
Kan je daar werk in krijgen?
maar mijn moeder:
Eet je wel gezond jongen?
Paulusma, Enno
P
het eeuwige zilte
opeens lag daar een tong
in lengte voor m’n voeten. zo plotseling
zo plots opeens
ik was nogal verbaasd
hoe sprekend hij de belofte leek
waarvan hij had gesproken
fluisterend vanuit z’n schulp
die ik aan m’n oorschelp hield
ten tijde dat ik over niks, dan enkel water keek
ik span je een verhemelte
waar meeuwen eeuwig minnen
ik zwem je naar de mondhoek van de stilste oceaan
ik bukte, kuste, zei hem zacht:
ik hou van jou
het was er uit voor ik het wist
hij pakte mij de kaaklijn vast en
likte zich het zoute van mijn lippen
zei: heb je me gemist
ik brak in snikken uit
Posthumus, Gerda
Nieuwjaarszee
Bevrijd haar van containers vol met dekens en van licht
van lampen die nog gloeien sinds de branding hen verwierp
de stoelen zonder poten en de kussens voor de sier
het piepschuim dat haar schuim niet is en zwaarder in gewicht
Bemin haar met je huid en al je zintuigen gericht
op waar zij stroming is op waar zij kolkt rondom een pier
op hoe haar oesters smaken, zoute strelingen en wier
lichaam jou bemint maar met een S.O.S- bericht
bevrijd mij maar bemin me met je oeverloze strijd
tegen de waanzin van consumptie van de maatschappij
vier mijn hoogten en mijn diepten al naar gelang het tij
zich van je afkeert of zich naar je toe beweegt, verleid
me met een juttersdag en maak een app aan voor mijn vloed
zodat jij en van de wereld mijn nood herkent met spoed.
Pronk, Maartje
De begeerte......!!
Elke dag opnieuw is de Lente in jou
geef je vleugels het vertrouwen
dat je de morgen met de opgaande zon
een waarnemend libel, aansprekend maakt
Voort komen dan de trillingen van Geluk
en zowaar het beeld van het gene wat zich
afspeelt......
De sprieten voelbaar Opwaarts de weldaad
de avond valt, en jij vriend doet geloven,
dat er morgen meer is, dan de dag
die het gemaakte heeft beloond
De stem vanuit een boom het verlangen,
doet je verder leven, tot het licht de andere
dag doet aanbreken
Omarm die vleugels in je bestaan, en geef
die ander de begeerte die wacht zonder
de nacht geen rups die uit kan vliegen
als een Vlinder!!
Ras, Lennert
Natuur en techniek
Codes, sleutel naar de ziel, naald naar het hart
sponzige eiwitten, kikkerdrilstrengen
m,et dit vruchtweefsel is ons ontstaan gestart
ineen gekronkeld, door liefdesspel mengen
jou en mijn erfelijkheidspatronen zich
tot oester, visje, foetus, ons nageslacht
geleerde mannen kraken, drijven een wig
in geleimeeldraden. Tegen Tor een klacht
over de onvolmaaktheid van de natuur
sterkere soorten, grotere oogst, mooier
tot wasdom komen, elke ziekte z'n kuur
zijn er grenzen? Gedijt dit op lange duur?
De professor als veredelde pooier
gerotzooi, en Gods schepping was toch zo puur
Raymakers, Loes
haas haas
en dan 'n mus
bomengoud
het is bijna avond
ik haast
naar je kus
door een woud
nadat ik dit op straat vond
een vos op jacht
die voor me klaarstond
een boot vol vogels
ze riepen: ja ik vaar stond
op weg naar jou
naar jouw mond
van Riessen, Carin
Als geen ander zullen jullie weten
hoe de geest de fles uit vlucht
bij het bezig zijn bezijden waarheid
waar de tijd niet vrijt maar zucht
Roelofsen, Paul
Aangetekend
Is dit uw naam en adres
vroeg de postbode
en las naam en adres
het was mijn adres
maar niet mijn naam
dan bent u niet thuis
zei de man
hij nam zijn woorden terug
pakte het adres in
en streepte mij door
nadat ik voor ontvangst
had getekend
Ruygers, Eric
Versierd
Op een fraai stel poten kom je een end.
Je trekt aandacht van een reu of een vent,
die jou aanblaft. Jij, goed loops, hupt mee
naar zijn hondenhok. Of zo'n danstent.
Neemt er een bacootje of bakkie water.
Hij snuift coke of anders onder je staart.
Neemt je op z'n hondjes of z'n mensjes.
Alles verloopt dan nog naar wensjes.
Maar in zijn opwinding blaft hij je toe:
jij geile teef! Heel terloops voel je spijt.
Maar denkt al: liever dan zo'n slappe lul,
die jóu, maar niet zichzélf begrijpt.
van Schie, Riet
S
Vriend
ik noem je vriend
omdat het anderen zijn
die grenzen trekken aan menselijkheid
in de hoek een krant
alsof uit je handen gevallen
ligt hij op de grond
de krant
zonder wet
de krant die bergen verzet
op papier
niet hier
hier woont men
in formulieren
Spaan, Alja
een herhaalde poging
Mevrouw Z. loopt naar binnen, om de tafel heen, kijkt me donker
en verwilderd aan, roept ‘geen muziek, geen
muziek vandaag?’ en loopt de deur weer uit. Een helder moment
waarop ze aan muziek denkt, zich herinnert dat
ze viool speelde in een orkest en dat nu weer wilde doen of een
breuk in het weekschema, de planning van het
tehuis, het ondergeschikt zijn aan derden en waar bemoeit iedereen
zich mee. Wat lijkt me dat erg, zegt mevrouw
de B., als je geen instrument meer kunt spelen. Of vasthouden, zegt
de heer P. Wat deed u eigenlijk vroeger?
Mevrouw Z. wordt later zingend teruggevonden in de keuken waar
ze op een krukje zit met wiebelpoten. Deksels
had ze in haar handen moeten hebben, pollepels en messen. Vooral
die laatsten. Je kunt ze als strijkstok over je armen halen.
Spierdijk, Renate
Vergeet mij niet
Arme droge gronden
Vanuit het duister
zonder faam
met het niets verbonden
Welkom, onkruid is mijn naam
Gratis kun je mij verwerven
goedkoper is er niet
maar ga nu niet
mijn zijn bederven
als dit is, wat jij ziet
Vertrap mij, scheur mij
brand mijn steel
in tranen zal ik sterven
onnozel is uw deel
U kunt mij nooit onterven
van het recht
om fier te staan
Ik ben niet uit te roeien
Wat me ook wordt aangedaan
opnieuw zal ik weer groeien
Spronk, Marion
Poëzie.
zij is de adem van mijn leven
in haar woorden kan ik
mij hervinden
klankrijk en vol ritme
fluistert mij de muze
haar verscholen taal
ik ben haar dienaar
in het zoeken van nuances
dan word ik stil
in de bron van poëzie
murmelen en kolken
talen en tekens
Steevensz, Wicky
Weg
Mijn broer verstopte zich vaak onderweg
hij kende de weg als geen ander
de ander was ik die liep waar hij liep
soms verdween hij,zonder uitleg
tussen hoogstaand fluitekruid
statig liet hun bloei zich nergens over uit
af en toe zijn stem,alsmaar zachter
tot uiteindelijk alles zweeg
weg was hij, maar vanwaar mijn wanhoop?
Mijn broer was een plaaggeest en
zou weer van zich laten horen
maar tot dan bleef ik ontredderd achter.
de Stercke, Erika
Hemels
Hoe de zwoelte rond het huis hangt
zich traag aan de stenen optrekt
en vasthecht rond de ramen.
We kijken naar buiten. Sidderingen
van verlangens door de spleten.
Onze lippen krijsen het glas stuk.
Uit het tapijt komen nachtgeluiden.
We raken ze aan, bezwijken onder
de oerkreten van verdwenen tijden.
Jouw oksels lijken kokosnoten waarin
we schuilen. Het sap druppelt op de
handen, omvatten een kleine wereld.
Samen likken we aan een ijsje.
Terken, Frans
Brugse Zot
Dat ik aan het Minnewater
haar om het recept van liefde vroeg
wij zouden die als konijnen
op Vlaamse wijze op smaak brengen
hadden aan een halve maan genoeg
om elkaar tot in de nacht af te tasten
de hand die schuim van de lippen wiste
we bruisten en gistten als blond bier
hoe goesting ons naar het hoofd steeg
geen houden aan ‘ik zie u graag’
we wachtten niet tot Lievekesdag
kropen in het donker weg op kot
hijgde ze nog ‘maar gij zijt toch een Ollander’
ze slokte me als een Brugse Zot
van der Torren, Merik
Voor Mirjam,
De zweem waait aan in de kamer,
het kan de geur van rozen zijn,
of een flard piano van Schubert
en de merel in de Japanse kers.
Een chocolade-essence van de bonbon
uit dat België van de sterke biertjes.
De schittering op de kroon van die
oude Westertoren.
Een rood-glanzende lap stof
op de Albert Cuypmarkt na het
broodje haring alles erop en eraan
en voor de droge witte wijn, juffrouw.
Of misschien de woorden van een oosterse wijze,
het gebaar van de leerling in de Tai Chi,
let op : witte kraanvogel spreidt zijn vleugels.
Ik ben steeds op pad en zoek bij jouw geheimen
ontrafeld en opnieuw ontdekt
een eeuwig avontuur,
Tromp, Onno-Sven
Les liaisons dangereuses
Kom op, schrijf hier voor mij een mooi gedicht,
ja eentje maar, al vind ik twee ook goed.
Doe het spontaan of puur omdat het moet
en kwijt je van je dichterlijke plicht.
Beschrijf hoe hopeloos je bent gezwicht
voor al mijn charmes en mijn leeuwenmoed.
Of schets de felle strijd die in je woedt,
zodra je je volledig op me richt.
Je hebt nu, neem ik aan, wel in de gaten
hoe ongenadig lief en stout ik ben
en dat ik dat mijn leven lang zal blijven.
Dus waag het niet dit schrijfvel leeg te laten,
ik eis de fraaiste woorden uit je pen:
pas dan kun jij mijn grootsheid goed beschrijven.
TroubaDichter, BartenofCornelis
altijd achttien
van Amsterdam zuidwaarts gericht
sla je ergens bij Parijs rechtsaf
voor een kijkje bij het graf
waar Van Gogh ten ruste ligt
sobere begraafplaats op het land
geen spektakel, geen rumoer
in gezelschap van zijn broer
zelfs hiernamaals leeft hun band;
maar wat mij veel intenser raakte
die foto op een vers gelegde steen
jong poëet, zwaar gemoed, alleen,
scholier nog, die zijn keuze maakte;
zag hij werkelijk zó weinig vreugd
dat hij nooit volwassen wou
- laat mij maar, laat me nou -
voor altijd achttien, eeuwig jeugd
U
Uitdenbogaard, Paul
Je hebt me gezoogd
Eindeloos tegen me gepraat
Steeds weer verschoond
Je genoot van mijn woordes
Nu weet je niet meer
wat ik je net vertelde
Benje moe ' en stil
Onze angsten zijn net door de dokter bevestigd
Ik nbet niet denken aan wat komen kan:
verandering van persoonlijkheid
ongelukken
dat je ons niet meer herkent
totale onfreddering
Maar dat is er nu niet
Nu ben je moe
en stil
en weet je niet meer
wat ik je net vertelde
de Veye, Ellen Swanenburg
Zo plotseling als het kwam,
was het ook voorbij,
ik zit met een buik vol tranen
eenzaam op de bank,
het is maar goed,
ik was al aan de drank,
anders kwam dat er ook nog bij.
V
van de Vijfeijke, Martin
DE LAGERESCHOOLKLAS VAN 1957
Krassende kroontjespennen.
Een raam staat open naar de toekomst.
Een mus landt op de vensterbank.
Later kan ik zeggen:
"Die mus heeft nog bij mij in de klas gezeten."
Visser, Marlou
Liefde
Laten wij dromen van de liefde.
Van heldere luchten,
van nieuwe manen,
van bomen die bloeien,
van monden die zoenen als oceanen.
Laten wij dromen van de liefde.
Van vleugels van vlinders die trillen,
de lucht doen ontwaken, in winden die blazen,
in stormen die razen.
Laten wij dromen van de liefde.
Van oeverloos stromen, grenzeloos stromen,
alleen maar het vormeloos vormen van liefde.
Van handen vol liefde,van landen vol liefde.
Laten wij de liefde zijn.
Boordevol van liefde zijn.
Sterk als de dood, de liefde zijn.
Als een licht,
in het zicht,
de liefde zijn.
Voerman, Floor
Het dansen is voorbij
het schuifelen kan beginnen
er valt niets meer te winnen
er rest ons slechts een vrije val
en als de lichten ook nog doven
en de muziek houd op
dan steek ik mijn nek in de strop
en verlies vaste grond onder mijn voeten
ik weet dat het niet zou moeten
het is niet zoals het hoort
maar iets dwingt me om niet te stoppen
en ik zeg woorden die zij graag hoort
zo schuifelen we voort
en verzetten onze zinnen
straks moet ik weer uitvluchten verzinnen
en zeggen dat ik niet blijven kan
dat het niet aan haar heeft gelegen
maar dat zij toch ook heeft gekregen
wat ze wou
de Voigt, Edwin
thanatostoeristen ellebogen zich naar jouw baar
strijdend om een plaats in de hiërarchie van het leed
een laatste blik, men streelt je haar
prille romances verstikken in koele condoleances van
verre ooms en treurige tantes die
je smoren en verkillen
kon ik me maar vleien naast jou
in je zijden sarcofaag je
gestaakte hart omarmen
verwarmen
vlak voordat je het vuur in glijdt
denk ik aan je laatste woorden:
‘het is goed als je je aan de uitvaartconsulente vergrijpt’
Lichte wandeling
Wandel uit je hoofd
zonder GPS
Dwaal gewoon gegrond
zweven blijft onlogisch
Struinen tusssen de doet-er-niet-toetjes
een vergeten bloem
Licht valt niet metaforisch
maar op een helder ogenblik
Tussen bomen bladeren boeken
Sta stil
Doorontwikkelen is toch geen echt woord
Wagenaar, Jan
W
Dit uitzicht
Ik ben niet het water
Ik ben niet de rivier
Ik vertel niet wat
een korrel zand voelt
Ik vertel je wat ik zie
het zoeken naar wind,
waar de stroom wat minder
en eindelijk voorbij de bocht
terug in de neer, vertel ik
dat gedane moeite geen
ander landschap dan
geslepen door water
helder als glas, de korrel
schuurt over de bodem
van die rivier
Ik ben het landschap niet.
Wasscher, Anneke
ver weg
een nietsontziende bom valt neer
ergens huilt het bange kind omdat
het hart van thuis gebroken is
een moeder vindt in puin de rouw
de wonden in een buik die weerloos is
een laatste kreet, de naam laat los
het levenloze lichaam spreekt voor zich
ik doe het liefst mijn ogen dicht en
sus mezelf in dromenloze slaap die
elk gezicht en beeld vergeten wil
de macht van horen, zien en zwijgen
het vreemde land ver van mijn bed
wanneer ik ’s morgens wakker word
kleurt schaamrood weer het eerste licht
Westerhuis, Ria
Roeping
Ooit zag ik mensen in de stad
die het licht lokten met hun stem
zich vergrepen aan het leven
met woorden in een ritme
dat opwond en boeide
maar ik niet verstond
mee wilde ik met de karavaan
van vagebonden en vrijbuiters
die woonden waar ze sliepen
voortliepen zonder doel
ik bleef waar ik was
verschool me in witte nachten
met het vlinderend verlangen
in me dat nog geen naam droeg
tot jaren en angsten smolten
mijn naam op het raam verscheen
met in de verte dé geluiden
stemmen die het slot kraakten
mij schaakten en meenamen
in de nissen van de nacht
van Wijk, Tine
Ik ben een vorkje
Een plastic vorkje
Met mij is een patatje gegeten
Of een slaatje
Toen had ik mijn dienst gedaan
En werd achtergelaten op het strand
Niemand om mij heen
Geen ander vorkje te bekennen
Alleen mensen die zich ergeren
omdat zij vinden dat ik bij de rotzooi hoor
Maar zien ze niet mijn schoonheid
Die huist in mijn vormen
mijn transparante kleur
die precies passen bij wat mij te doen stond.
Stond want helaas ben ik voor eenmalig gebruik.
Dus lig ik hier nutteloos om te vergaan.
Maar ja ik ben van plastic
dus voorlopig blijf ik nog wel even!
Wijtgaard, Martin
VOOR ELISE
Oh, Elise
In schaken heet het pad
Al wil ik jou niet schaken
Is het nu remise
Voor mij zeker niet mat
Het doet mij goed met jou te zingen
Zo vrij als een vogel
Nee, zeker wil ik jou niet ringen
Graag vlieg ik met jou op grote hoogte
Ik weet niet meer wat ik met dit gedicht beoogde
Misschien bedoel ik alleen maar
Ik voel me fijn bij jou
Rammeloo, Gwendolyn
R
Dichter?
k weet niet of ik dichter ben, u aangenaam verras. Er is bij mij een gat gedicht, dat eerst nog open was. 'k Weet sonnet niet of ik poë zie, ik dicht wat op de tast. Ik kluts mijn flarden, nukken, fratsen, rafels, grillen, kwatsch En voel slechts dat ik dichter ben bij mij dan ik ooit was.
van Wetten, Filips
Stilte
de stilte is de rijke habitat
van sensitieve zielen na hun vlucht
voor werelds hoongelach en boos gerucht
alsook van oren die zijn afgemat
waarom heeft de idee ooit postgevat
dat in geluidloosheid de godheid zucht
alsof zij onderhevig is aan tucht
en enkel hoorbaar is op de sjabbat
bedenk dat zij ook sprak in strijdgewoel
kanongebulder overstemd’ haar niet
en dat zij werkers in fabrieken streelde
kabaal vermijden als verheven doel
dat maakt van jou een slechte heremiet
beschouw eens dit: — stilte is maar weelde
Schmidt, Odile
Necker kubus
Voor en achter schijnt er licht
tussen lijnstukken
De ene keer zicht op het evenwicht
De andere keer het doorwaaien
opwinding over onopgeloste opgaven
Voor of achter is ambigue
wie is wie nu?
Ik loop alleen met mijn vaders beeldhouwwerk
Wie ik ben geschilderd en schilderend
De ramen leeg schitterend wit vlak open mond
Een zandloper op een muur
En een buurvrouw die praat terwijl haar hond wacht
Vorm zonder inhoud zoals lege zinnen na het sterven
lijnstukken in zielige omarming
een lege boodschappentas
Niet een schaduw van het echte
maar een spel van silhouetten
Jij of ik door elkaar
Wie ben ik nog als er sprake is van wij?
Ik kom thuis in een containerhaven
Mijn ik is geen sterk gebouw
Het blijft staan
maar je kunt er doorheen kijken
Wilstra, Hoss
Vanitas
Neem ruim de tijd, een inktpot, een glas wijn,
een fruitschaal en een klok om stil te zetten,
blaas kaarsen uit, strooi bloemen rond m'n schedel,
stof over je lievelingsromans.
Neem gerust de tijd, ik heb wel even:
een eeuwigheid om hangend in salons,
gerangschikt in het hart van je stilleven,
onbewogen grijnzend toe te zien
hoe om je heen de zomer implodeert,
je schutterend met kwasten en pigmenten
probeert om onherstelbaar vast te leggen
dat alles zwijgend naar de tering gaat.
Herschik een kandelaar of een chrysant,
zet er een globe of een spiegel naast,
veeg nog een keer het spinrag uit mijn ogen
en neem de tijd. En neem de tijd. Maak haast.
Wolff, Pom
toen je stilte stuurde
niets
is me liever
dan eenvoudig mooi
het bloemblauw
vers gescand
natuurlijk
in het licht
een meisje
drinkt in stilte woorden
denkt hem goddelijk lief
en ik
ik kan in stilte
niet meer denken
ik kan het denk ik niet
van Zutphen, José
Z
Tuin der Poëzie
Waar de zomerzon liefdevol de lente op haar konen kust
dwarrelen letters tot woorden, neerstrijkend als vlinders
op geurend rozenblad. Wiegende woorden, wachtende
woorden
Waar vogels hun lied zingen, vleugels fladderen tussen
regels door, openen zinnen zich en vloeien samen
Waar klanken tinkelen tegen breekbare glazen worden
nog wat laatste woorden vól geschonken.
Wanneer de late middagzon de avond blozend begroet
verlaat ik, dronken van talen uit verschillende windstreken,
de Tuin der Poëzie.
Zonsveld, Colette
In de branding
De ene hand, de andere hand.
Ze strijken samen door het zand.
Ze leven even in een ander land
zonder denken, zonder moeten.
Ze groeten de golven met een ijl gebaar,
laten zich bedolven worden,
zonder woorden.
Zonder woorden zijn ze bij elkaar,
bewegen samen in het ritme
van de stilte van het strand:
mijn rechter- en mijn linkerhand
Ik zit daar aan het water,
aan de rand, veilig op het land.
Niemand praat er.
De lucht aait me,
zachtjes waait ze: de wind.
En ik voel me weer een kind.
Een kind zonder gewichtige gedachten,
wachtend,
met slechts de dreiging van een kwal,
niet wetend wat haar leven brengen zal.