EIJLDERS DICHTERS
A
Aachenende, J.C.
Kroegen
Ach vrienden die bezopen door de nacht
schreeuwden en bralden, voor de slaap een plaag,
en door de dienders werden opgebracht
als ze een stuk weer hadden in hun kraag!
Wijnvat, Kolk, Eik en Linde, Haven,
en kroegen naar Bep, Jans en Mien vernoemd,
dat waren plekken waar je je kon laven,
daar werd je met het leven weer verzoend.
In veertig jaar heeft God ons ingeschonken
goed honderdduizend uren zaligheid.
De prijs was twintigduizend uren dronken
met kater, slechte maag, maar zonder spijt.
Abrahams, Carlotte
Droomwereld
Belevend de wereld
verzonken in dromen
Vind ik de rust
om tot mezelf te komen
Het leven zo snel, zo jachtig, zo druk
Doet soms zo pijn!
Beeindigt soms ruw
het gevoel van geluk
De rust in mezelf creëeren
is nodig
om mij
voor de buitenwereld te weren
Alleen dan kan ik verder
met het leven beleven
Met streven en geven
en leren te leven
Belevend de wereld
verzonken in dromen
Kan ik weer helemaal tot mezelf komen
Aerts, José
Zeg het niet
Tussen de lakens
waar beminden verwijlen
met handen op huid
Lippen zachte zuchten slaken
Lust verklanken in oergeluid
Ogen glanzen, haren kleven
Lendenen schokkend lief leven
in dit magisch samen moment
Maar spreek het niet uit
Laat het onbenoembaar wezen
Voortbestaan in onzeker weten
Zonder kader, zonder naam
Vraag niet, vraag er niet naar
Laat het stromend onvoorspelbaar
naar het diepste punt bewegen
Een eigen weg zoeken naar het
kruispunt van verloren wegen
In deze onmetelijkheid
stom en woordeloos zijn
Laat het, laat het, spreek het niet uit.
Al, Mirjam
Beijst, Catelijne
B
zoals de schaduw van een stofje
kan bewegen in een tochtje
aan het plafond
en het niet te filmen is
zo is de realiteit niet te bevatten
Borsboom, Anne
Geen weg terug
dat ik – als ik wakker word –
je vraag om te blijven
dat we dan zoeken naar
hoe te hervinden
want wat vonden wij
ik vond je mooi, jij mij
we zouden… altijd…
tot we wisten wie we waren
en niet weg wisten
de dag dat jij zei:
hoe kon je denken dat…
gesprek verstomde
nergens nog een halfvol
gedachten werden ingevuld
leugens groeiden, fluwelen
tongen zwegen, maar toen
kwam er valsheid, zo vals, dat
we haastig wegkeken
ZEILBOOT
nog aan de groene dijk geknoopt
dommelt de boot op het brakke nat
alweer een dag die staat: verstrijkend
licht verzilvert reikhalzende masten
morgenwind rolt ribbels op het water
laat losbollige vallen rinkelen
een fuut met jongen op de rug
roeit opgewekt door oeverloze tijd
de trossen van de boot gaan los
de dijk lekt langzaam naar de einder weg
wind beademt zeilen, verscheept wolken,
waait verte nabij, woelt een mens om
ogen worden hemel en water
met zeilschilfers wit, spiegels
in de weidsheid van het meer –
zoals de boot ook thuiskomt, nu pas
Boulonois, Inge
Mij maak je niet jaloers want
ik weet hoe je verhalen krompen
zodra je weer je duister binnenging
mij maak je niet jaloers want
ik weet je bohemien façade
om het donker af te weren
mij maak je niet jaloers want
ik weet je ruilde longen,hart en ziel
voor een prachtig oeuvre
een prachtig oeuvre
Bouw, Dave
Fotograaf: Fotostudio Kwinten Verspeurt
Bredero, M.D.
Brondy, Roselien
Sweet memories
Als een zoete herinnering,
stap jij mijn leven weer binnen
Lolly’s, drop en af en toe een zuurtje
Aan de lopende band
Of gewoon tussendoor
Wij; koek en ei
Zoals duodrop onafscheidelijk
De kauwgom onder je schoen
Wat zou ik die tijd graag overdoen
MOM & DAD
Zoveel bomen zoveel appels
Het hoge gras stremt vol gezag
Nummer vier in die krans van vijf
Lukraak gevallen op een dag
Gekoesterd ben ik al die jaren
Als moeder had zij weinig gecreëerd
Toch gaf mama mij dat Arty mee
Is zij zelf als kunstenaar nog geëerd
Verder lonkt weer een volgende stek
Door avontuur alsmaar heen gezonden
Zwervend liet papa mij zoveel zien
Zijn eigen pad had hij vroeg gevonden
Heeft als kind de onschuld verloren
Minder volgzaam doet menig bekoren
Was onzeker over waardegevoel
Angst verschuift zo naar intiem gewoel
Jij was een vijand
De antagonist
Die ik niet mocht
Kennen of spreken
Jouw gras was dor
Mijn land niet jouw land
Jouw droom was mijn vrees
Mijn vreugde jouw smart
Mij was verteld
Dat jij me zou doden
Mij werd geleerd
Om dat te voorkomen
Nu zien we elkaar
Ik kijk in je ogen
Ik zie geen haat
En ook jij ziet het niet.
van Bronkhorst, Fausto
van Bronkhorst, Marthe
Liefdesgedicht in zes woorden
Zij mocht mijn zakje knikkers hebben.
Brouwer, Katelijne
Rode november
Bij tramhalte Ruysdaelkade kijk ik
altijd omhoog of er licht brandt
in het huis waar ik kind was.
Twee keer oversteken en dan naar links
waar tegen de gevel de wingerd groeit
die rood kleurt in november.
Ik kijk. Jij zwaait als ik naar ballet ga
of patat haal met kroketten
omdat je niet wil koken.
Als ik er niet meer ben, wie kijkt er dan
en weet nog van snackbar en
dansende wingerd?
Buldeo Rai, Mireille
De reis
De reis van het leven
Bestemming onbekend
Ik kom jou zo maar tegen
Ik heb jou nooit gekend
Toch gaan we samen verder
Kennelijk is er een klik
Vertrouwen is de basis
We hebben samen schik s
Samen wandelen we verder
Ontdekken samen meer dan alleen
We wandelen we lachen, we genieten
We wandelen jij en ik
Fotograaf: Babs Witteman
Dendermonde, Max
Bij Eylders
Wie eenzaam is, moet niet naar Eylders gaan:
temidden van de dichters en de dwazen,
ziet men zich daar gespiegeld in de glazen,
een dwaas, zich schamend zonder kleren aan.
Maar wie niet eenzaam is, durft naakt te staan,
durft dapper mee te drinken en te dazen,
en die verstaat achter de grote frazen
het zuur van afzonderlijk bestaan.
Wie altijd naakt is, zal niet eenzaam zijn,
die kent zichzelf, is met zichzelve samen,
een vrienden paar, te sterk voor het venijn,
te krachtig voor de hatelijke namen,
die daar, bij Eylders op het Leidscheplein,
zich vaak bij bier op listig leed beramen.
D
De Groene Ridder
De Groene Ridder op de witte kikker
Zag eens een prinsesje en was verrukt
Al jaren zocht hij heimelijk de confrontatie
Met zichzelf en nu was het gelukt
De Groene Ridder op de witte kikker
Snelde op het prinsesje toe
Zij hoorde hem vragen om een invitatie
En dacht alleen maar: wat een gedoe
De Groene Ridder op de witte kikker
Botste na honderd meter frontaal op een eik
“Kijk uit waar je loopt!” brulde hij vol frustratie
“Dat deed ik; ik had beet,” antwoordde de boom en had gelijk
De Groene Ridder op de witte kikker
Keek toe hoe het prinsesje achter de horizon verdween
“Daar zit ik dan, de Roem der Natie,”
Sprak hij plechtig, zag in de spiegel – en was alleen.
Depipro
volkomene
ik ben volkomene van twee culturen
moeiteloos verenigd, onbegrensd mijn.
vervlochten tot mijn laatste uren
ik ben het kind, dat ik moest zijn.
snipperzaadje door wind gedreven,
uit de gordel van smaragd
naar polderweiden waar ik begon te leven
waar de laatste horizon op mij wacht.
van Eldik, Melvin
E
De liefhebber
Een vrouwenverslinder uit Belen
ging voort met gravinnen te kelen -
hij had al een berg,
ach, sprak hij getergd;
van edelen lust ik slechts delen.
Essen, Loes
van Essen, Es
Liedje
Zou zo graag een liedje willen zingen
Van de liefde en de zon
Van duizend lieve mooie dingen
Ik wou ik wou dat ik het kon
Van de liefde in de zon
Met rozen en anjelieren
Ik wou ik wou dat ik het kon
En het leven als een feest te vieren
Met rozen en anjelieren
Met poezen bloemen en kinderen
Heel het leven als een feest te vieren
Zonder al die nare dingen die me zo hinderen
Ik droom van poezen honden en kinderen
Allemaal blij te maken met een lied
Zonder al die nare dingen die me zo hinderen
Zou een liedje willen zingen maar helaas het lukt me niet.
ultieme liefde
mag ik naast je liggen
in het graf
jouw geraamte
ruggengraat en ribben
koesteren
je schedel betasten
in het mausoleum
der dood
je skelet omhelzen
wee, gebeente en
hardheid voelen
van botten
je knekels horen kraken
schonkig en bonkig
wij samen
tot op het bot
in onze eigen crypte
Eyck, Marc
Vlammende gratie
Jongetje of meisje, nog is het moeilijk te zien
in licht dat blank breekt op te dunne huid
Zonder vorm en bijna transparant bovendien
ziet men enkel ’t rood dat het gezicht omsluit
Zo vlammend verborgen, schrijden zij voort
Ongrijpbaar, tot ze je met hun ogen vangen
Maar in het blauw dat gene zijde toebehoort
spiegelt reeds een ander, aardser verlangen
Heel even dan en wat zo lucide is gaat verloren
Deze onzegbare grens tussen twee werelden in
Betover daarom met kinderrode haren, ‘t ivoren
gezicht, tot jullie voorzichtig volwassen begin
Fennek, Jako
Frank, Tenny
Neem mee
Gewicht van het verleden heden
Gezicht van een krokodil in tranen
Groene zeep voor het geval dat
Een verrekijker om het niets te zien
Een tas met geld voor gappers
Kuifje in Peru voor pinguïnstrand
Bril en geweer voor de autodame
Tandenborstel om af te spoelen
Urgente brief van gebruikte liefde
Zijden jurk van mijn grootmoeder
Gouden zakhorloge van weleer
Boterhammen voor de wereld
Conservenblikken met rode zalm
Gelakte pumps en blote sloffen
Fles water voor wrange dromen
Lichtgevend oud adresboekje
Punaises voor zeikerige agenten
Eigennamenkoffer voor van Dale
En de rest.
Freije, Aly
Opbreken*
We nokken af, we rennen onze koppen achterna
achter dwarse pupillen huizen nog de weides.
Ondertussen schokt de grond, verlaten ratten ons
raken duikers gestremd, klappen dorpen in elkaar.
Stijgt grondwater boven graven, zakken
Romaanse kerkjes godvergeten weg, zwijgt Buxtehude
wordt hier het hart eruit gehaald.
We voelen feilloos stemmingen aan
grondmist en leugens trekken langs de poten op
donker dondert boven onze vachten.
We vrezen voor topzwaar
klimmen de dijken op.
We stijgen, worden wollen wolkendieren
we blaten ons verhaal.
de Gilde, Edith
AANGENAAM
zo lang al, liefste, al zo lang
niets is nog nieuw
vannacht pak ik jou uit
als een geschenk
jij betekent mij
met verse vingers
en vraagt:
wil je mij leren kennen?
Godefrooij, Kees
Interieur
Dit interieur – je
liet je verleiden –
dat in het duister
zo’n glansrol vervult
met groene tinten
die jou zo verblijdden
verloor zijn muze: maar
jou treft geen schuld.
Je man liet je koud,
nu glans je als zijde
– alsof een lichtbron
je inborst onthult –
een roze grenspaal
gebood ons te scheiden
de divan, het bed
ze missen tumult
Guds, Aurora
Dichtzicht
een in bargedachten verzonken vrouw
zit er met onzichtbare blik bij elkaar gedacht –
’t is breed in de avond en zij flakkert
in het zweemlicht van Schemer -
de man achter de toog
schenkt haar de wijn
een opgeraapte glimlach
en staart jazzy noten na –
zij kijkt naar dingen voorbij de grenzen
van haar ogen dwars door het dichtzicht
van rook, voorbij
de muren van de stad –
na een laatste slok wijn
stapt ze in zelfgeschreven stappen
buiten de bar, de rook, het zicht –
PROOI
zag mensen her en der
in polders, wadden, steden, streekgehuchten
maar nauwelijks konijnen
werd zo migrant
gestrand, naar elders uitgeweken
nu, tussen bergen
droom ik dag en nacht van knollenakkers
van twee konijntjes met fluit en trom
een jagerman die met één schot
een eind aan het verhaal en de muziek maakt
het lijkt onschuldig, bijna leuk
als ik me los zou kunnen maken van’t idee
dat het twee syriërs, balletdansers
of kapsters konden zijn
gewoon omdat ze trek in knollen hadden
F
G
Fotograaf: Babs Witteman
Fotograaf: Babs Witteman
Fenijn, Petra
Zwammen 2 (of Maanbloemen)
Grijze stoffige stuifzaailingen van de Maan
piepen blij boven de bruine drab die eens
ooit kleurrijk bloeide.
Witporseleinen wereldvreemdelingen met
de kopjes gekeerd naar de donkergele
zonnebal,zo fris als
nieuw leven maar zijn kan!
Zo smetteloos wit besokt en toch nog
vuile voeten...
Fotograaf: Babs Witteman