EIJLDERS DICHTERS
Lauvenberg, Lisan
Oostenwind
De zee bijna spiegelglad
zodat je kon kijken
zover je wilde.
En wat je nog over had
aan liefde gaf je aan mij.
De wind bewoog je
richting zee
en met blote voeten
werd je kind.
Je grijze dunne haar
waaide zachtjes mee.
Het zand was nat nog
van de vloed
en je rende langs
de vloedlijn spetter hard.
De zon scheen sterk
in september gloed
en lag in je blauwe ogen
tot in mijn hart.
Comello, Rik
Onvoorwaardelijke liefde
Op is op
en genoeg is genoeg
Er is geen weg terug
Niet door de Ouwezijds van jou
noch over de Mijnezijds van mij
Als jij nou bidt voor je eige
dan brand ik een kaars
en bid ik met je mee
Voor jou
Goed?
TUSSEN DE LAKENS
in het donker, tussen de lakens
verdwijnt de tijd
weet hij haar huid, billen en buik
meisjeszacht
in het donker, tussen de lakens
de jaren kwijt
vatten haar lippen zijn staande
jongensdroom
in het donker, tussen de lakens
vergeten zij
weten zij de witte haren, oude leden
van geen belang
in het donker, tussen de lakens
de tijd ten spijt
komen ze samen als vanouds
in welluste tederheid
Hollanders, Tonny
van Loo, Eric
metamorfose
ik word een hond, nooit eerder
voelde ik mij zo uitgelaten
telkens wanneer ik je voetstap hoor
ik word een hond, mijn neus kriebelt
bij die gedachte, mijn wereld vult zich
met een zinderend palet van geur
ik word een hond, ik weet het zeker
zoals alleen een hond iets zeker weet
zich languit aan de vloer overgeeft
zonder bijgedachten de tijd ondergaat
ik word een hond zonder twijfel
voor wie vandaag, voor wie gisteren
één en dezelfde dag is, net als morgen
waarin hij kwispelt ademt leeft
Krabbendam, Adriaan
Oerbloed
daar bij de buikborrelende poel
in dit moede ooit zijn we dampend mooi
samen grienend in het broeiend hooi
wrijf het druipzweet van je smoel
eet dan de gloeigranaat zonder pit
totdat je in je groei allengs verhit
bloed breekt uit smeltvlees breekt uw kracht
in zweemvolle kraters zijn we geboren
waar drijven de hete algen naar sterrenslacht
zoeken verkoeling maar zijn al verloren
al ooi en groen maakt wemel kokend zacht
d’aloude zomer heeft ons zoet verkoren
Offerman, Ronald
Geïsoleerd leven
De stilte is vaak zo oorverdovend
In mijn goed geïsoleerde huis
Waar ik weet dat ik buren heb
Maar waar ik zelden iemand hoor
Achter dubbel glas
Zijn zelfs vrachtauto’s onhoorbaar
Geen naaldhak tikt meer op de stoep
Een kind speelt geluidloos met een bal
Zonder jou om de stilte te verbreken
Leef ik in een stomme film
Alleen jouw spullen spreken nog
Maar in mijn gedachten weet ik alles
Je stem die steeds de woorden spreekt
Van de gesprekken die we hadden
Soms zing je in de badkamer
Ik hoor je lach die nooit meer klinkt
Scholten, Joop
Ruimte
Wees dapper. Schrijf een brief.
Al ken je het adres niet,
wie er huist, misschien
slechts lege ruimte, maar dan.
Vertrouw je woorden, gun ze
het uitgeleverd zijn aan wie maar leest.
Durf te geloven dat er iemand is,
die er een laatste zin aan geeft
die jij niet meer kon schrijven.
En laat ze los. Geef ze een toekomst.
Ga naar het strand en spreek
tegen de zee in, verhef je stem niet
maar wees dapper, articuleer
scherp als een vogel die
hoog tegen de wind in zeilt.
Of er een overzijde is.
Zuiderwijk, Jos
VANDAAG
Vandaag is een dag
om aan de vogels in het bos
stilletjes voorbij te gaan
ingetogen en beschaamd
om in de Gazastrook toch te ademen
wisselend beslag te leggen.
Vandaag is een dag
om de spanen te laten hangen
en over de Bosbaan te lopen
te zwaaien met je lichten
knipperend naar kinderen
om de onschuld te eren
want die bestaat.
Vandaag is een dag
om hoop te houden
zin te maken in het leven
van de wereld te willen weten
zonder eraan over te geven
om niet te vergeten.
Sisto, Antoinette
Je was de stad
Je was de stad die ik verliezen zou
ik, beroofd van geld
notie van taal, de juiste oogopslag
om mee te lopen.
Langs pleinen grachten kerken
gijng mijn pas, een oude stadswal
achterna, er waren huizen
wier trappen jij voor altijd had gebroken.
Balkons van de toekomst zag ik nergens
ik vond geen kaart of naam
geen helder boograam met nieuw uitzicht
of kijk op een ander leven.
Er klonk een avondklok voortaan
een luide slag van bevend zilver
doorkliefde de lucht, er was geen sprietje
groen, geen boom in zicht.
Maar ergens uit de diepte van het grijs
granieten steen riep je mijn naam
zoals nog niemand ooit
mijn naam zo lief geroepen had.
Aachenende, J.C.
Kroegen
Ach vrienden die bezopen door de nacht
schreeuwden en bralden, voor de slaap een plaag,
en door de dienders werden opgebracht
als ze een stuk weer hadden in hun kraag!
Wijnvat, Kolk, Eik en Linde, Haven,
en kroegen naar Bep, Jans en Mien vernoemd,
dat waren plekken waar je je kon laven,
daar werd je met het leven weer verzoend.
In veertig jaar heeft God ons ingeschonken
goed honderdduizend uren zaligheid.
De prijs was twintigduizend uren dronken
met kater, slechte maag, maar zonder spijt.